De schoolkeuze van basisschoolleerlingen ten aanzien van het voortgezet onderwijs krijgt elk jaar in Amsterdam politieke aandacht. Het is namelijk niet mogelijk om de vraag en het aanbod geheel sluitend te krijgen. Hierdoor kunnen niet alle leerlingen op hun school van eerste voorkeur geplaatst worden. Met het nieuwe coalitieakkoord heeft de overgang van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs prioriteit gekregen, in het licht van gelijke kansen voor alle leerlingen in Amsterdam.
Binnen het Amsterdamse onderwijsveld is er sprake van een aantal populaire scholen waar veel scholieren en diens ouders voor kiezen. Het gaat hierbij met name om categorale vwo- of gymnasium-scholen. Ouders van scholieren met een vwo-advies kiezen ook vaak voor deze scholen omdat de perceptie bestaat dat leerlingen met een vwo-advies niet tot hun recht komen in een brede brugklas/brede schoolgemeenschap of naar een lager niveau(kunnen)afzakken.
De huidige schoolkeuze zorgt voor een eenzijdige instroom op zowel de categorale scholen als de brede schoolgemeenschappen. Het lotingssysteem van Amsterdam is zo ingericht dat enerzijds elke scholier een even grote kans heeft om tot een school naar keuze toegelaten te worden, en anderzijds elke school zich op dezelfde manier naar scholieren kunnen presenteren. Gezien het feit dat brede scholen minder populair zijn en vooral (ouders van) hoogopgeleide scholieren hun kinderen graag op een categorale school zien, roept het de vraag op of gelijke behandeling ook leidt tot gelijke kansen.
Studenten van de opleiding Applied Ethics van de Universiteit Utrecht zullen dit vraagstuk vanuit een ethiekbril gaan bekijken. De studenten onderzoeken deze gelijke kansen voor leerlingen binnen het Amsterdamse lotingssysteem, in hoeverre er sprake is van segregatie in onderwijs en wat de heersende beeldvorming/opvatting is over welk onderwijs goed is (en wat dat dan kenmerkt). Hierin wordt expliciet de opvatting over categorale en brede scholengemeenschappen meegenomen.